Voor alle duidelijkheid: Trappist is geen bierstijl. In de oorspronkelijke betekenis is het bier dat wordt gebrouwen door monniken van zes Belgische Cisterciënzerabdijen, netjes verdeeld over Vlaanderen en Wallonië: Westvleteren, Westmalle en Achel in het Nederlandstalige en Orval, Chimay en Rochefort in het Franstalige landsgedeelte.
Ondertussen zijn er ook Trappistenbieren van Nederlandse, Franse, Britse, Oostenrijkse, Italiaanse en Amerikaanse makelij op de markt.
In deze reeks gaan we op zoek naar wat al deze bieren gemeen hebben met elkaar, ook al lopen ze qua bierstijlen sterk uiteen: bockbier, dubbel, tripel, quadrupel, barleywine, IPA, witbier, Weizen, imperial stout, enzovoort.
Eerst wat geschiedenis. De kiemen van de Trappistenorde werden gezaaid door Benedictus van Nursia, die volgens historici in 529 de Italiaanse abdij Monte Cassino stichtte. Zijn voorschrift luidde: ‘Ora et labora’. Tot vandaag bestaat het leven van de monniken die de regel van Benedictus volgen, uit bidden en werken.
Voor zover bekend werd in het gezegende jaar 820 het eerste patersbier gebrouwen door monniken van de Benedictijnenabdij in het Zwitserse Sankt-Gallen. Weldra begon men ook in andere kloosters bier te brouwen om dorstigen te laven.
Bierbrouwen in abdijen was toegelaten door de regel van Benedictus, die bepaalde dat de plaatselijke drank in het klooster mocht worden gemaakt om aan te bieden aan reizigers en pelgrims. In het zuiden was dat wijn, in onze contreien bier.
Bovendien was bier een volstrekt betrouwbare drank in tijden van pest- en andere epidemieën. Bier is een gekookte drank, dus vrij van ziektekiemen. Terwijl besmet drinkwater destijds schering en inslag was. Ten slotte had bier toen nog een laag alcoholgehalte, te vergelijken met ons huidig tafelbier, en werd het zelfs door kleuters gedronken.
Enter de Trappisten. In 1098 verliet abt Robert, een Bourgondisch edelman, zijn klooster in Molesmes om samen met twaalf monniken een nieuw klooster te stichten in Citeaux in Bourgondië. Volgens de abt werd de regel van Benedictus steeds minder nageleefd in de Franse Benedictijnenkloosters. Hij noemde zijn nieuwe orde naar Cistercium, de Latijnse benaming van Citeaux.
De zogenoemde Strikte Observantie in de Orde der Cisterciënzers zou later ook bekend worden als de Trappistenorde. Het belangrijkste kenmerk van deze orde was het afzien van vleesgebruik, wat verklaart waarom de monniken van deze orde ‘abstinenten’ werden genoemd. Behalve de onthouding van vlees was ook handenarbeid een essentieel onderdeel va hun bestaan.
Armand Jean de Rancé, abt van de Normandische abdij Notre Dame de la Grande Trappe, ging vanaf 1664 nog verder: de kloosterlingen moesten zich in een continu stilzwijgen hullen. De Trappisten danken hun naam aan deze abdij. Pas in 1892 zou paus Leo XIII de Orde van de Strikte Observantie erkennen. Vanaf dan was de Trappistenorde een zelfstandige orde.
Aanvankelijk liet dom De Rancé als drank alleen zuiver water toe. Maar toen bleek dat het water vaak ondrinkbaar was, mochten de monniken van Notre Dame de la Grande Trappe ook streekdranken als cider en bier drinken.
Eind achttiende eeuw, tijdens de Franse Revolutie, ontvluchtte een groep monniken de abdij Notre Dame de La Grande Trappe. Ze wilden in Canada een klooster stichten, maar omdat er geen schip was dat ze er naartoe kon brengen, vestigden ze zich uiteindelijk in Westmalle.
In 1794 kregen de Franse vluchtelingen een kleine boerderij toegewezen van de bisschop van Antwerpen. Aanvankelijk maakten de monniken boter die aan de poort werd verkocht. Toen het klooster in 1836 tot volwaardige Trappistenabdij werd omgevormd, begonnen de monniken ook bier te brouwen. Het donkere, zoete tafelbier was alleen voor eigen gebruik bestemd. Het eerste trappistenbier ter wereld was een feit.
Twintig jaar later werden er twee soorten bier gebrouwen: wit tafelbier en een sterker bruin bier. De voorloper van Westmalle Dubbel werd per kruik of per ton verkocht als bijkomende bron van inkomsten, naast landbouw, veeteelt en wijnbouw (waaraan kort voor de Eerste Wereldoorlog een eind kwam).
In 1932 liet de prior van Westmalle en een jaar later de vzw Westmalle het merk Trappistenbier deponeren. Heel wat brouwerijen maakten tot in de jaren zestig misbruik van deze herkomstbenaming. Zo waren onder andere Cardinal Trappist (Het Anker), Trappist ’t Kapittel (Van Eecke), Trappist Stavelot (Moortgat), Trappist van Veltem (Anglo-Belge) en Trappist BMS (Brasserie de Silly) een tijdlang op de markt.
Een aantal rechtszaken maakten hier een eind aan. De benaming ‘Trappist’ mocht voortaan alleen worden gebruikt voor bier en andere producten die afkomstig zijn van een trappistenabdij.
Dat betekent echter niet dat Trappistenbier een aparte biersoort of een afgebakende bierstijl is. Volgens Jef Van den Steen, wellicht de grootste Trappistenkenner ter wereld, past Trappistenbier in de Belgische biercultuur van zware hoge-gistingsbieren.
‘Daarnaast vertegenwoordigen Trappisten een breed gamma en zijn de onderlinge verschillen in geur, kleur, smaak en alcoholgehalte te groot om van één type te spreken. De benaming ‘Trappistenbier’ verwijst naar de herkomst, in zekere zin zoals AOC in Frankrijk en DOCG in Italië.’ Aldus Van den Steen in zijn standaardwerk ‘Trappist’ uit 2015.
Na de Tweede Oorlog zorgde de monniken van Chimay voor een kantelpunt. Ze moesten hun brouwerij, die door de Duitse troepen was vernield, van nul af aan heropbouwen en wilden daarbij traditie en vooruitgang met elkaar verzoenen, weet Van den Steen. ‘De richting die onder leiding van Père Théodore en met behulp van professor Jean De Clerck gekozen werd, is later ook door de andere abdijen onderschreven en kan daarom beschouwd worden als de ‘eigenheid’ van Trappistenbieren.’
Van den Steen beweert dat het geheim van Chimay in de gist schuilt. ‘Iemand met een goede neus herkent alle bieren die in Chimay worden gebrouwen aan de aroma’s die de gist aanmaakt. Die bevat een chemische stof waarin je een zweem van licht gerookt vlees kunt herkennen, meer bepaald boerenhesp in de buurt van het been.’
Om de sleutel van deze specifieke gist te vinden moeten we terug naar 1946. Père Théodore, die brouwwetenschappen studeerde bij professor Jean De Clerck aan de katholieke universiteit van Leuven, isoleerde met de hulp van laatstgenoemde en naar eigen zeggen ‘met benedictijnengeduld’ de geschikte giststreng om aan de slag te gaan in Chimay. Als eerbetoon werd professor De Clerck na zijn overlijden in 1978 als enige leek begraven in de abdij.
‘Chimay heeft met alle andere Trappisten de constante smaak en kwaliteit gemeen’ stelt Van den Steen. ‘Het is niet omdat ze succes hebben dat de abdijen hun manier van werken gaan veranderen. In tegenstelling tot expansieve brouwerijen, die wereldwijd steeds meer bier verkopen, zullen ze hun brouwtechnieken niet aanpassen opdat hun bier sneller klaar zou zijn.’
‘Voor trappistenbrouwerijen is kwaliteit dus belangrijker dan kwantiteit. Dat was vroeger zo en dat is vandaag niet anders. De meeste commerciële bieren drijven mee op de mode. Toen zoete bieren populair werden, werd pils ook zoeter. Daar hebben ze in de trappistenabdijen nooit aan meegedaan. Elke trappist is wat dat betreft een rots in de branding. Blauwe Chimay bestaat al sinds 1954 en is sindsdien nog niet veranderd. Welke brouwer kan dat zeggen?’
Wim Swinnen